We eindigden het vorige hoofdstuk met een enkele opmerking over architectuur en stedenbouw. En in dit hoofdstuk beginnen we ermee. In een lezenswaardig artikel in Ons Amsterdam uit 2002; '75 jaar Jan Evertsenstraat', van architectuurhistoricus E. Matti, lezen we over Plan-West, waar de Jan Evertsenstraat onderdeel van is: "Een twaalftal zorgvuldig geselecteerde architecten ontwierp de gevels, zonder uitzondering in de stijl van de Amsterdamse School." Dat vinden we toch wat kort door de bocht. Neem bovenstaand blok, tussen Marco Polostraat en Vespuccistraat. Het is ontworpen door J.F. Staal. Die beide zijden van de Jan Evertsen tussen Mercatorplein en Admiralengracht voor zijn rekening nam. Wat ons betreft is dit toch eerder het Nieuwe Bouwen met zijn strakke doosvorm. Toegegeven, om de hoek van de Vespuccistraat (niet op deze foto te zien) wordt de wand afgesloten door ronde torens, wél een stijlfiguur van de Amsterdamse School. Dat heeft echter geen invloed op de strakke indruk die de gevelwand aan de Jan Evertsenstraat maakt. Maar de Jan Evertsenstraat kent wel degelijk een stuk typische Amsterdamse Schoolarchitectuur: tussen Admiralengracht en Krommert, aan beide zijden ontworpen door Joan van der Meij. Hier vinden we alle kenmerken terug van de Amsterdamse School: een uitbundige hoekpartij, uitstulpels en rondingen, de horizontale lijning van de raampartijen, bijzondere vensters, onnutte ornamenten (boven aan de galerij en pilaartjes tussen overhangende raampartijen), afwijkende bakstenen tussen de ramen, verspringende metselverbanden en decoratieve randen onder en langs het dak. Expressieve plasticiteit alom. De gsm-antennes mag u wegdenken, de tramdraden niet, want die lopen er al sinds 1926. Het verschil tussen beide architecturen lijkt ons helder. Het geeft ook wel mooi de overgangstijd weer. Plan-West werd gerealiseerd tussen 1925 en 1927. 1925 beschouwen wij als het eindjaar van de pure Amsterdamse School, dus we hebben de caesuur mooi te pakken. De architectuur tussen 1925 en 1930, vaak benoemd als 'Amsterdamse School verstrakt' kent er zeker nog wel elementen van, maar de (dure!) uitbundigheid verdwijnt. Het Nieuwe Bouwen (ook Nieuwe Zakelijkheid genoemd, later Functionalisme) gaat meer en meer terrein winnen. Hoe zat het ook weer met Plan-West? Een bijzonder gecompliceerde affaire. In 1921 annexeert Amsterdam de gemeente Sloten, met het oog op stadsuitbreiding in de toekomst. Hoe groot dat gebied was, illustreert de kaart hierboven. Rechtsboven Amsterdam in 1746. Het gele gebied is Sloten. Nauwelijks voor te stellen als we denken aan het gehucht Sloten dat vandaag nog bestaat. Al in 1922 presenteert de particuliere bouwondernemer Heere van der Schaar een plan voor 6000 woningen, het Plan-West. Ruwweg gesitueerd ten westen van de Witte de Withstraat-Admiraal de Ruyterweg. Heere van der Schaar wist H.P. Berlage aan het plan te verbinden, de man die in het middelpunt van de stedenbouwkundige belangstelling stond vanwege zijn Plan-Zuid. Heere van der Schaar hield de gemeente ook voor dat er veel werklozen emplooi konden vinden bij de uitvoering van het plan. De gemeente Amsterdam stemde in. Berlage ging de plattegronden tekenen. Vanuit de gemeente werden J. Gratama, G. Versteeg en A.R. Hulshoff aangewezen als stedenbouwkundigen. Wie deed nu precies wat? Plattegronden tekenen - dat is een stedenbouwkundige bezigheid. Gratama en Versteeg hadden al met Berlage samengewerkt in de Transvaalbuurt. Zijn Gratama, Versteeg en Hulshoff verantwoordelijk voor de straat- en hoeksilhouetten? Of heeft Berlage daar nu weer een belangrijke rol in gespeeld, verder gaand dan plattegronden tekenen? Het Mercatorplein, in het plan opgevat als de centrale plek in het Plan-West, is door Berlage zelf als architect ingevuld, inclusief de torens. In ieder geval waren allen het erover eens dat samenhangende, relatief strakke gevelwanden, gecombineerd met markante hoekpartijen, het beeld van dit Plan dienden te bepalen. De commissie van toezicht (Gratama, Versteeg en Hulshoff) zorgde voor een strakke regie. En dan de blokken zelf. De architecten mochten de gevels ontwerpen, ingenieurs van het architectenbureau Gulden & Geldmaker (waar Joan van der Mey op dat moment werkzaam was) zorgden voor het ontwerp en uitvoering van de betonnen skeletten en de invulling van de woningen. Niet het hele Plan-West is volgebouwd door Heere van Schaar, niet het hele plan is ingevuld door Gulden & Geldmaker. De verhoudingen tussen bouwer, opdrachtgever, toezichthouder, architect en uitvoerende zijn verre van helder in dit project. Bien. Dat zal allemaal wel wezen. Maar wat levert het ons op qua plint, hedentendage? Kijk nog even terug naar de twee foto's hierboven. Naar de begane grond. Juist. Luifels en bij Van der Meij op de hoek zelfs een arcade. Langs beide zijden van de Jan Evertsenstraat lopen over de volle lengte luifels boven de plint. En op een aantal plekken arcades (dus met pilaren), waarvan die aan het Mercatorplein wel de meest uitgesprokene zijn. Betonnen, geen licht doorlatende luifels. Die bepalen de beleving van deze plint vrij sterk. Onder de luifels, over de hele breedte van de stoep, is het beduidend donkerder dan ernaast, in de open lucht. Ze zijn bedoeld om ons bescherming tegen de elementen te bieden en fungeren ook goed als zodanig, maar ze bepalen tegelijkertijd ook een beetje de sfeer. Weggedoken winkels, als het ware. Bij een apotheek niet zo bezwaarlijk. Geen twee winkels verderop blijkt dat het weggedokene niet iedereen zint. De Prijshamer wenst zijn aanwezigheid nadrukkelijker kenbaar te maken. De stoep wordt er smaller van, maar levendigheid geeft het ook. De Prijshamer is een soort doe-het-zelf winkel voor in en om het huis. Van schoonmaak, via elektra, tot tuinhulpen. Accessoires, kleine dingetjes, utiliteiten. Op zich een kenmerkend voorbeeld van het soort winkels in de Jan Evertsenstraat: geen grote ketens, kleine middenstand. In dit geval met nog één andere vestiging, op de Bos en Lommerweg. Een kijkje van binnenuit bij de Prijshamer. Vooral omdat u hier een ander specifiek aspect van de winkelgevels van J.F. Staal goed kunt zien: boven de luifel aan de straatzijde, heeft hij een ferme strook glazen bouwblokken als bovenlicht opgenomen in zijn ontwerp, om de lichtinval in de winkelruimte te bevorderen. Op de eerste foto van dit hoofdstuk kunt u ze ook goed zien. Veel van die bovenlichten werden door de winkeliers in de loop der jaren aan de binnenkant dichtgemaakt, om bijvoorbeeld bergruimte te creëren. Door het overvloedige kunstlicht (tl-buizen) was hun functie overbodig geworden. Eén van de twee geldverzendkantoren in de Jan Evertsenstraat. Geen toeristenroute, dus dat duidt op veel buitenlands bewonersverkeer. En dan met name uit buitenlanden waarmee het tussenlands girale bankverkeer gebrekkig is. De naam Suri-change suggereert dat de doelgroep vooral Surinamers betreft. Maar in de fotocollage die de onderste helft van de etalageruit bedekt, zien we levensgroot het motto van de Braziliaanse vlag: 'Ordem e Progresso' (orde en vooruitgang, naar Auguste Comte: "Liefde als principe en orde als basis, vooruitgang als doel"). Hoe het ook zij, hier wordt een financiële brug naar tropisch Zuid-Amerika geslagen. Bijzonder, omdat veel bewoners van deze buurt vooral familie in Marokko en Turkije heten te hebben. Een misvatting. Over de Mercatorbuurt weten we het niet precies, maar voor stadsdeel Amsterdam West blijkt dat (nakomelingen van) Antillianen en Surinamers tezamen ook zo'n 30% van de bevolking vertegenwoordigen. (bron: OIS Amsterdam, jaarboek 2016). Nog een keer een blik naar de overzijde, hetzelfde blok als aan het begin van dit hoofdstuk. Hier is de cilindrische afsluiting van de gevel om de hoek rechts goed te zien. Het Amsterdamse Schoolaccent. Ook valt op dat er drukke renovatiewerkzaamheden gaande zijn. De winkel op de hoek wordt verbouwd en de glazen blokkenstrook boven de luifel is half onttakeld, zo blijkt. We zijn benieuwd of er weer doorzichtige bovenlichten komen, zoals we net bij de Prijshamer zagen. Voorlopig is het nog dicht. Ook een goed moment om even stil te staan bij de straat. Net als Tussenmeer in Osdorp is dit een brede doorgaande straat (deze loopt nergens dood). Een stadsstraat noemt men dat wel in stedelijke kringen. We hebben als dwarsdoorsnede een stoep, een fietspad, parkeerplaatsen, autorijweg, vrije trambaan, autorijweg, parkeerplaatsen, fietspad en stoep. De parkeerstroken zijn deels als fietsparkeerplekken ingericht, zoals u ziet. Dat is slim. Maar blijkbaar onvoldoende. Helemaal links piept er een fietsachterwiel riskant over het fietspad. Geen voetgangersparadijzen, zulke brede stadsstraten. Ben je nieuwsgierig naar alle winkels, dan zal je toch minstens één of twee keer moeten oversteken. We hebben veel van dat soort straten in Amsterdam, waarin een forse doorgaand verkeer-functie wordt gecombineerd met winkelplinten. Heel veel lijkt het ons als stadbewoners niet te deren, als we afgaan op het aantal voetgangers dat zich doorgaans over de trottoirs beweegt. Wat de fietsers betreft, die andere grote langzaamverkeer-groep: sinds jaar en dag wordt daar in de profilering van de wegen en straten rekening mee gehouden. In de vorm van gereserveerde stroken op de rijweg, of, zoals hier en op heel veel plekken, via een eigen fietspad. Buitenlandse stedenbouw- en verkeerskundigen verbazen zich daar af en toe nog over, maar in Nederland (en door Denemarken nog overtroefd) is het de normaalste zaak van de wereld. Het hoort er automatisch bij, vanwege de enorme hoeveelheid fietsers die we hier hebben. Fietsers zijn ook 'grootgebuikers' van de winkelplint langs de stadsstraat. Geen grote ketens in de Jan Evertsen? Onze fout. Hier zien we brillengigant Hans Anders tussen de zeer lokale grillroom Pera en de eveneens zeer lokale bakkerij Hicret. Heel veel winkels in de Amsterdamse straten bedienen zich van zo'n in de wind meebewegend flapbord, dat na winkeltijd binnen gezet wordt. Ongetwijfeld een vergunningendingetje. Het aantal gemeenteregels voor wat de middenstand wel en niet mag in, aan en buiten haar nering is mind boggling. Een regelgebouw dat in de loop der eeuwen steeds maar is uitgedijd, zonder de van tijd tot tijd noodzakelijke saneringen. Nieuwe regels zijn niet zelden het gevolg van politieke oprispingen aangaande zeer lokale en beperkte 'knelpunten', die dan vervolgens een eigen leven gaan leiden. Het ijssalon-fenomeen is daar een recent voorbeeld van. In dit voorbeeld doen de borden heel netjes dienst als blikvanger voor wat zich achter de etalages afspeelt. Het geheel lijkt haast een tafereel zoals de bouwmeesters zich dat ongeveer voorstelden tijdens het ontwerpen van Plan-West. Even verderop komen we een café tegen met een - voor ons - wel heel ongebruikelijke inrichting. Aan de straatzijde, in de etalage zeg maar, bevindt zich een soort afgeschotte voorkamer met een enkele tafel en stoelen. Ter oriëntatie: linksboven ziet u het gespiegelde glazen blokken-bovenlicht van Staal. Het uithangbord zegt echt dat het een café betreft. Wellicht kan een geïnformeerde lezer er meer over vertellen. Van oudsher herbergt de Jan Evertsenstraat naast winkels ook talrijke fastfoodgelegenheden, we zagen er eerder in dit hoofdstuk al één op een foto. Ze wisselen door de jaren van aanbod en eigenaar, maar hun aanwezigheid is wel een constante in het straatbeeld. Over de gezondheid van het voedselaanbod kan men twisten, voor het leven in de straat spelen eettentjes een niet te onderschatten rol. Ook prominent op deze foto: het DNA-spray bord van de politie. Deze borden staan door de hele straat. Bedoeld als afschrikking voor winkeldieven. Het lijkt op een verkeersbord, en zal dus waarschijnlijk net zo weinig aandacht krijgen. De borden zijn geplaatst na een winkeloverval waarbij de winkelier om het leven kwam, in 2010. De preventieve werking van dit soort borden lijkt ons minimaal, net zoals dat voor beveiligingscamera's geldt. Camerabeelden zijn wél bijzonder bruikbaar bij het opsporen van dieven en boeven. Verkeersborden niet. Voor de argeloze voorbijganger suggereert zo'n DNA bord: hier is blijkbaar wat aan de hand, is het hier niet veilig? Nog een blik op het ensemble van Joan van der Meij. Grotendeels symmetrisch gespiegeld in de lengte-as van de straat, maar toch net weer niet helemaal. Een beetje het zoek-de-zeven-verschillen spel. Aan het eind heeft Van der Meij de straat versmald met dwarsblokken, wat op afstand een poortachtig effect geeft. Voor de weggebruiker is het vooral een wegversmalling. In feite is het de aansluiting op het profiel van het kleine stukje bebouwing tussen Admiraal de Ruyter en net over de Witte de With, waarin de opening naar de toekomstige Jan Evertsen al was opgenomen. Maar let vooral ook op de begane grond. Het gedoe onder de luifels op de begane grond is toch wat ondoorzichtig en rommelig. Dit stukje van de Jan Evertsenstraat, tussen gracht en Krommert, wordt wel betiteld als het 'dode stuk'. Het stuk waar te weing aandacht aan wordt besteed, volgens de daar gevestigde middenstanders, in tegenstelling tot de straat van gracht naar Mercatorplein, en het Mercatorplein zelf. In het linkerblok ontwaart u Albert Heijn. Nog niet zo heel lang geleden geopend (2013). Waarschijnlijk heeft het aantrekken van een AH vestiging, met een langjarig huurcontract van een fors winkeloppervlak, bijgedragen aan de financiering van de renovatie van het gehele blok. De winkel strekt zich langs de Jan Evertsen uit over een flink aantal voormalige winkelpanden. Albert Heijn is de tweede supermarkt in dit gebied. Dirk van den Broek op het Mercatorplein is de andere. Een vestiging van AH duidt op een opwaardering van het welstandsniveau van de buurt. Albert Heijn kijkt bij potentiële vestigingsplekken uiterst zorgvuldig naar de demografische en sociaal-economische ontwikkeling van een buurt (AH hanteert een bijzonder kleinschalig raster). Een supermarkt brengt toeloop met zich mee. Goed mogelijk dat de neringen aan de overkant daarvan gaan meeprofiteren. Daar waar de Jan Evertsenstraat naar binnen buigt om aan te sluiten bij de oudere bebouwing richting Admiraal de Ruyterweg, vinden we onder een sierlijke eindboog van de luifel snackbar Marja. Deze snackbar zit er al sinds mensenheugenis, de naam is sinds de jaren dertig onveranderd gebleven. (Wanneer kwamen de eerste snackbars in Nederland?) De zaak is in de loop van de tijd wel een paar keer van eigenaar gewisseld en er wordt nu ook thuisbezorgd. De patat wordt nog steeds van echte aardappelen gemaakt, de zakken liggen naast de deuropening. Via het rolluik links was het mogelijk om een patatje te bestellen zonder de snackbar binnen te gaan. Dat was vooral handig toen drommen kinderen na het (school)zwemmen om de hoek in het sportsfondsenbad een patatje kwamen halen. Het sportfondsenbad bestaat niet meer, dat is nu een nieuwbouwblok woningen. Toen wij een patatje wilden bestellen, het was vlak voor het middaguur, bleek het frituurvet nog niet warm te zijn. Dat is een beetje een doodzonde voor een frietzaak. Nee, ook deze duif is niet komen meevliegen vanaf de Oude Kerk. Het 'dode stuk' tussen Krommert en Admiralengracht. Iedereen zal het erover eens zijn dat een rolluik weinig bijdraagt aan de gezelligheid. Zijn nuttigheid staat buiten kijf, maar toch vooral 's nachts. Het is niet duidelijk of Tattoo Nick vandaag nog niet open is of voor eeuwig gesloten. Ernaast dan weer wel een mediterraan restaurant. Schuin aan de overkant, over de gracht, heeft Rein city spa - één van de nieuwkomers in de straat - er ook niet veel van gebakken. Deze etalage doet al evenmin haar best om het de voorbijganger visueel naar de zin te maken. Een blinde etalage of een rolluik, geen van beide zijn ze een aantrekkelijk plintdecor. Op de hoek van de Marco Polostraat gebruikt de winkelier de binnenkant van de arcade om een deel van zijn waren uit te stallen. Wel zeer tegengesteld aan de etalage van Rein. Door de hele Jan Evertsenstraat zien we zeer diverse manieren om gebruik te maken van de buitenruimte, wat bijdraagt aan het weinig uniforme, dan wel rommelige karakter van de straat. De architectuur, die met luifels over de hele lengte aan beide zijden van de straat juist een eenheid met cachet wilde scheppen, heeft wat dat betreft geen succes gehad. Het blijft een lappendeken van meer en minder geslaagde winkels, van shabby tot chique. De sfeer is wat dat betreft de afgelopen decennia onveranderd. In tegenstelling tot de overbuurman van de foto hierboven, die aan zijn winkel meer of minder bewust het karakter van een uitdragerij heeft gegeven, lijkt deze kledingzaak met zijn etalage de sfeer van de vroege jaren dertig op te roepen, toen de buurt nog gloednieuw was. Zó klassiek is deze opstelling. Juweliers en sieradenwinkels zijn er ook vanouds in de Jan Evertsen. Ze wisselen van plek, ze wisselen van eigenaar, maar ze zijn nooit weggeweest. Het assortiment hierboven heeft een allochtone snit; logisch in een buurt waar ruim de helft van de bevolking tot de allochtonen wordt gerekend. Juwelierszaken zijn helaas ook vaak het doelwit van roofovervallen (hoge waarde, klein volume) en in 2010 werd er bij zo'n overval een juwelier gedood, wat tot grote verontwaardiging en een aantal verscherpte veiligheidsmaatregelen leidde. Er kwam een bewonersvereniging. Samen met de winkelstraatmanager (in dienst van het stadsdeel) probeerde men de straat 'leefbaarder' te maken, om het woord revitaliseren maar niet te gebruiken. Dat dat niet écht is gelukt blijkt onder andere uit het feit dat de Jan Evertsen in november 2015 is aangewezen als free-zone. Hetgeen inhoudt dat (de overdaad aan) regels en vergunningen wat minder stringent gehanteerd zullen worden, in de hoop daarmee vooral de leegstand terug te dringen. Voorwaarde voor een winkelbuurt om als free-zone aangemerkt te worden, is dat de leegstand vijf procent of hoger bedraagt. Over buitenruimte gesproken. Het is alsof deze middenstander zijn winkel binnenstebuiten heeft gekeerd. De straat is etalage geworden, stoep met luifel een marktkraam. Een bijzonder relëfrijke plint. Weer een andere oplossing voor het buitengebeuren zien we hier. De winkel loopt naadloos over van buiten naar binnen. De etalage is verdwenen, want schuif- of opvouwpui. Het ziet er zonder meer uitnodigend uit, vinden we. De winkel strekt zich uit naar het licht, als het ware. De oorspronkelijke architectuur is hier wel letterlijk volledig terzijde geschoven. Dat is op de meeste plekken in de straat overigens ook gebeurd, in meerdere of mindere mate. Omgekeerd: bij Rein city spa (zie eerder) is het hele oorspronkelijke etalage-ensemble keurig intact (gerenoveerd, zo te zien), maar de invulling compleet knudde, vanuit het oogpunt van de wandelaar. Eenzelfde kwestie zien we bij de Albert Heijn, een stuk terug. Ter illustratie: Dertien voormalige winkelpanden langs de straat beslaat de vestiging van AH. Het blok is voorbeeldig gerenoveerd. De oorspronkelijke etalages en portieken hersteld. De architect heeft zelfs een oplossing gevonden voor de donkerte onder de luifels: hij heeft aan de gevelzijde bovenlichten gemaakt die het licht zowel aan de straatkant als aan de binnenkant doorgeven. Zonder geweld te doen aan het oorspronkelijke ontwerp. Zonder meer knap. Echter: AH staat niet bekend als een briljant etaleur. De etalages zijn volkomen nietszeggend. Het blijft dus schipperen. Een gedachtenoefening: stel u voor dat alle winkels aan de Jan Evertsen een schuif/opvouwpui zouden krijgen, net zoals de groentenwinkel hierboven. De winkeliers worden verplicht hun waren uit te stallen 'van binnen naar buiten', zoals in het voorbeeld. Enige gedachte aan het bewaren van het architectonisch erfgoed wordt dus volledig verlaten. Goede kans dat we dan een uniformer straatbeeld krijgen met tegelijkertijd dezelfde afwisseling (want immers nog steeds dezelfde variëteit aan winkels) en het donkere nadeel van de zo mooi gedachte luifels wordt opgeheven. We horen het graag. We betreden het Mercatorplein. H.P. Berlage was in 1922 een gevierd architect én stedenbouwkundige. Hij nam als architect het Mercatorplein voor zijn rekening in Plan-West. We zien hier de in 1997 voltooide volledige nieuwbouw van het noordelijke blok (links op de foto), inclusief de klokkentoren, door architect Wytze Patijn. Naar origineel ontwerp van Berlage. De klokkentoren was overigens in 1961 al afgebroken wegens instortingsgevaar. Het huurwoningenblok is nu een koopwoningenblok. Dit in het kader van een 'revitalisatie'project dat de hele omgeving van Jan Evertsenstraat en Mercatorplein betrof. We komen er zo nog uitgebreid over te spreken. Berlage voorzag de vier blokken die de begrenzing van het Mercatorplein vormen van robuuste arcades en luifels. Geheel in lijn met het plan, dat immers voorzag in een geheel overdekt winkelgebied. Dit is de arcade van het oostelijke blok. Dit blok is ten dele ontsnapt aan de renovatie/herbouw van het plein. We zien hier de doorleefdheid die we in de straat om de hoek zo goed hebben leren kennen. Meteen even vergelijken met de overkant, de westzijde. Dat blok is wel volledig gerenoveerd: Het verschil met de overkant is opmerkelijk. Wat ziet het er hier strak uit. En leeg. Mooi, dat bruine houtwerk. Vlekkeloos gestuct plafond van de luifel. Alleen: die oorspronkelijke lichtbakken, waarvan wij denken dat ze bestemd zijn om winkelreclames te bevatten, die zijn allemaal leeg. Terwijl er toch echt zaken zitten in dit rijtje (een openbare bibliotheek neemt de meeste ramen voor haar rekening). Is dat nu voorgeschreven, of heeft niemand het nog aangedurfd om er een reclame in te plaatsen? Of zijn wij abuis en zijn deze bakken bedoeld als straatverlichting? Het blok aan de zuidkant is ook gerenoveerd. De gevels van de plint hebben zo ongeveer (op de deuren en deurknoppen valt het een en ander aan te merken) hun oorspronkelijke vormgeving teruggekregen. Maar de deuren zijn inmiddels alweer in verschillende kleuren overgeschilderd en de eerste airco aan de straatzijde is verschenen. De lampen die aan de pilaren zijn aangebracht (in een soort post-art-déco-achtige voormgeving) doen het niet meer allemaal. Het kan bijzonder snel verkeren. De winkel met de airco is Richenel's, een pâtisserie. Een upmarket winkel, met als doelgroep de bewoners van de koopappartementen aan de overzijde van het plein, ruw gezegd. De winkel is geopend van donderdag tot en met zondag. Niet helemaal de routine van de doorsnee middenstander in een winkelbuurt. Wellicht is dat het gemeenschappelijke met Tattoo Nick, die we eerder tegenkwamen: wat ongebruikelijker openingstijden. Een overzicht over het plein. Mercatorvlakte, zouden wij zelf zeggen. Dit is de tweede total make-over, uit 2010. De eerste was in 1997-1998, ruim tien jaar daarvoor. Dat zijn we niet zo gewend, dat er tien jaar na een complete herinrichting van een niet onaanzienlijke oppervlakte, opnieuw een bijzonder drastische ingreep plaatsvindt. Wat is er gebeurd in deze buurt? Vanaf ongeveer 1980 kwamen er in toenemende mate allochtonen wonen in de Jan Evertsenbuurt. Turken en Marokkanen, Surinamers en Antillianen. De woningen waren bijna allemaal sociale huurwoningen, niet te duur en hoewel niet groot, wel geschikt voor bewoning door gezinnen. Na 1985 begon er overlast te ontstaan rond het Mercatorplein en Jan Evertsenstraat. Er werden veel drugs verhandeld. Het Mercatorplein was een parkje, aan alle kanten omringd met druk verkeer, dat alleen honden en alcoholisten zou herbergen en in de media werd de Hudsonstraat (pal achter het plein) afgespiegeld als een 'no go area', waar de drugs regeerden. De oorspronkelijke autochtonen trokken steeds meer weg uit de buurt. De huizenblokken hadden zwaar geleden onder achterstallig onderhoud. In 1990 wordt de Jan Evertsenbuurt onderdeel van het nieuwe stadsdeel De Baarsjes. Een stadsdeel met ambities. Vanaf 1992 wordt een plan ten uitvoer gebracht dat nieuwe sociale en economische impulsen aan de buurt moet geven, in combinatie met een intensief politiebeleid ter bestrijding van kleine en grote criminaliteit. Woningen worden gerenoveerd, gesplitst tot koopwoningen, er wordt nieuwbouw en herbouw gepleegd, winkelruimtes aangepast aan de eisen van de tijd. De Hudsonstraat wordt voor de helft Hudsonhof, waar woonvoorzieningen voor ouderen komen. Onder het Mercatorplein wordt een parkeergarage aangelegd die het aantrekken van winkelend publiek van buiten de buurt moet faciliteren. De rijweg aan de oostkant wordt voetgangersgebied, een uitbreiding van het plein. Het plein zelf wordt voornamelijk leeg, met een oplopend ezelsoor aan de zuidoosthoek als ingang voor de parkeergarage. Supermarkt Dirk van den Broek verhuist van de noordwesthoek naar de zuidoosthoek van het plein. Dirk van den Broek op het Mercatorplein was trouwens in 1942 de allereerste vestiging van deze latere grootgrutter. Daarvoor verkocht de vader van Dirk van den Broek zuivel, vanuit een boerderij pal ten westen van het plangebied, in wat we nu Nieuw-West noemen. Eind 1997 is het nieuwe Mercatorplein klaar. Op de foto van Roeland de Koning hierboven is dat ezelsoor goed te zien. (Meer foto's van Roeland de Koning) Zowel in sociaal als bouwkundig opzicht blijkt deze ingreep op het plein geen succes. De overlast van stickiesrokende jongeren blijft, op het plein zelf en in diverse 'tentjes' aan het plein. Het plein, nu dak van de parkeergarage, verzakt. De afbeelding van de grote wereldbol in het midden van het plaveisel, gedacht als eerbetoon aan kaartenmaker Mercator, bladdert af. De ezelsoor van de parking beneemt het uitzicht. En zo gaat het plein in 2010 wederom op de schop, met het resultaat dat u hierboven al zag, met de oranje paddenstoel of ufo als nieuwe horeca (de architectonische relatie met het omliggende zorgvuldig herstelde bouwkundig erfgoed ontgaat ons). In het plaveisel zitten nu ook stroken met bedriegertjes, fonteinen waar de kinderen 's zomers van kunnen genieten (u herinnert zich nog ons hoofdstuk over het Osdorpplein).
De oranje horecagelegenheid op het plein is er vooral gekomen als sociaal controle-instrument van de fysieke ruimte, zo speculeren wij. In de beleidsstukken vindt u daar natuurlijk niets over in die bewoordingen. Hoe effectief dit zal zijn, zal de toekomst uitwijzen. Het café-restaurant - prijsstelling middenhoog, gericht op koopkrachtige nieuwkomers - wordt momenteel gerund door een tweede generatie (of is het al derde) goed geïntegreerde allochtoon, het type ondernemer waar lokale bestuurders helemaal weg van zijn, zonder zich te realiseren op wat voor impliciete neerbuigende discriminatie zij zich daar laten betrappen. Op woongebied werpt het actieve beleid van het stadsdeel (nu stadsdeel West, en met aanzienlijk minder bevoegdheden dan het stadsdeel Baarsjes dat de regeneratie van deze buurt inzette) zijn vruchten af. De koopwoningen zijn bezet, met bewoners die een stuk hoger inkomen hebben dan de allochtonen en oorspronkelijke autochtonen. In hoeverre deze veranderende bevolkingssamenstelling zijn weerslag heeft op de economische levensvatbaarheid van de Jan Evertsen is voorlopig nog de vraag. Aan het Mercatorplein zijn de klassiek Amsterdamse café's Fred. Looyen (dat een soort dertiger jaren modern, lichte uitstraling had - en in later jaren pleisterplaats was van Joego-criminelen) en Jan Meulstee (met een klassiek Jordaanse huiskamerintimteit) inmiddels verdwenen. In het pand van Meulstee zit nu een zogeheten hippe tent. De oude autochtonen komen er niet meer. Dat roept trouwens een vraag op: waarheen zijn de oude autochtonen en de iets minder oude allochtonen eigenlijk heen gegaan, nadat hun sociale huurwoningen werden omgebouwd tot koopappartementen voor een nieuw publiek? De overdosis aan kapperszaken die we tegenkwamen hebben we nog niet genoemd. Waarom kapperszaken? Omdat daarvoor de bureaucratische drempels (diploma's, vergunningen, milieu-eisen) laag zijn. Dus makkelijker bereikbaar. De belwinkels, tot voor drie jaar nog volop aanwezig, zijn inmiddels de straat uitgejaagd. Dat de Jan Evertsen inmiddels free-zone is geworden hadden we al aangestipt. Gezellig? Tja. Je zou kunnen zeggen: de straat heeft haar karakter, ondanks alle wisselingen van de wacht, eigenlijk bijzonder goed bewaard tot nu toe. Maar het blijft een zorgenkindje.
0 Reacties
|
Hoofdstukken
Alles
Hoofdstukken1 Achtergrond 1
2 Achtergrond 2 3 Osdorpplein 4 Jan Evertsenstraat 5 Rijnstraat 6 Oostpoort 7 Kinkerstraat 8 Czaar Peterstraat 9 Beethovenstraat 10 Burg. de Vlugtlaan 11 Krom Boomssloot 12 Javastraat 13 Van der Pekstraat De auteursMario de Jonker |