De aandacht voor de straat op ooghoogte, de beleving van de straat door de ogen van de wandelaar, is natuurlijk niet nieuw. Al decennialang kennen we ook in Nederland de voetgangerszones.
Onze winkelcentra. Vaak verguisd vanwege hun eenvormigheid. Ook al kent de bebouwing en het stratenplan nog zoveel varianten, in elk plaatsje en stad treffen we filialen van dezelfde winkelketens. We komen er om kleding, schoenen, brillen, elektronica, huishoudelijke artikelen en huisraad te kopen. Grote etalages waarin de goederen zijn uitgestald lokken het winkelend publiek. Aan de rand van het voetgangersgebied vinden we de supermarkten met parkeerplaatsen aan de achterzijde. Voor onze dagelijkse boodschappen. Waarom houden we niet van onze winkelcentra? We komen er toch vaak genoeg. En de terrasjes geven ook aan dat het plekken zijn om een wijle te verpozen. Het Osdorpplein in Amsterdam Nieuw-West (v/h Amsterdam Osdorp) is zo'n winkelcentrum. Het Osdorpplein was - en is nog steeds - bedoeld als het kloppend winkelhart voor de wijk Osdorp in het na-oorlogse, grote woningbouwproject Westelijke Tuinsteden in Amsterdam. Al voor de tweede wereldoorlog in hoofdlijnen ontworpen, maar pas na de oorlog ter hand genomen. In stedenbouwkundige kringen bekend als het Algemeen UitbreidingsPlan (AUP). Onverbrekelijk verbonden met Cornelis van Eesteren. In 1934 presenteerde hij zijn eerste plan. Zoals gebruikelijk in de Amsterdamse geschiedenis, onderging dat plan vele wijzigingen, op grond van politieke en economische omstandigheden. Het is daarmee een plan uit de lange traditie der Amsterdamse stedenbouw, zoals we die hebben leren kennen vanaf de zeventiende eeuw. Bevlogenheid, pragmatisme, politieke wispelturigheid en veranderende opvattingen omtrent stedelijke inrichting spelen ook hier weer hun rol. De tweede wereldoorlog en de gevolgen ervan hadden grote invloed op de uitvoering. In Van Eesterens plan heeft winkelen geen aparte plek. Winkelen wordt niet gezien als aparte functie, maar als onderdeel van het wonen. Voor de inrichting van de woongebieden doet het AUP vooral uitspraken over de positie van woningen ten opzichte van de bezonning, het openbaar groen en de verkeerswegen. In de westelijke tuinsteden, die op basis van het AUP worden aangelegd, zijn de winkels voor een groot deel gesitueerd aan de hoofdwegen die de nieuwe wijken met de oude stad verbinden. Volgens Van Eesteren om ervoor te zorgen dat de nieuwe bewoners binding houden met de oude stad. (Winkelcentra categoriaal onderzoek wederopbouw 1945-1960, Wijnand Galema en Dorine van Hoogstraten)
Van Eesteren wist in 1955 nog niet wat een supermarkt was. Toen hem dat was uitgelegd, zei hij over het perceel dat Albert Heijn graag als zodanig in gebruik wilde nemen: “Da’s veel te groot voor een kruidenierswinkel”.
Het Osdorpplein, opgeleverd in 1962, heeft lang (tot 1975) de halve grootte gehad. De oostelijke helft was parkeerplaats. Die ruimte was gereserveerd voor een geplande noord-zuidverbinding tussen de Haarlemmerweg en de oude Haagseweg. Onderstaande luchtfoto laat dat goed zien.
Het idee was om een brede winkelstraat te creëren, uitkomend op een groot plein met vrij uitzicht over de Sloterplas. De brede winkelstraat kwam er: Tussenmeer (zonder verbinding met de oude stad). De officiële benaming is overigens Tussen Meer. Wij houden eigenwijs de naam aan zoals hij wordt uitgesproken. Tussenmeer loopt in oostelijke richting 'dood' op het Osdorpplein. Een vrij uitzicht op de Sloterplas is nooit gerealiseerd - afgezien van de vraag hoe wenselijk dat is, wanneer we denken aan het vrije spel van wind en regen dat een vrij uitzicht over een forse watermassa met zich mee kan brengen.
Sinds 1960, toen de aanleg van het winkelcentrum Osdorpplein ter hand werd genomen, is het plein eigenlijk continu aan verandering onderhevig geweest, tot op de dag van vandaag. De ontwikkeling van de na-oorlogse winkelcentra is voor een niet onaanzienlijk deel te danken aan de stimulerende activiteiten van de middenstand, gesteund door bouwondernemingen. Het Centraal Orgaan ter Bevordering van de bouw van Middenstandsbedrijfspanden (COM) en het Economisch Instituut van de Middenstand (EIM), belangenorganisaties waarvan de econoom A.W. Luijckx resp. oprichter en directeur was in de naoorlogse periode, speelden een cruciale rol. Onder invloed van de Amerikaanse 'shopping center' ontwikkelingen werd het idee van een geconcentreerd winkelcentrum (maar dan wél gesitueerd in een woonbuurt, in plaats van een locatie buiten de bebouwing) gemeengoed bij de stadsontwikkelaars na de tweede wereldoorlog. De grootwinkelbedrijven, denk aan Albert Heijn, Bijenkorf, Hema, Vroom & Dreesmann en De Gruyter in die tijd, hadden het geld ter beschikking voor de nodige investeringen. De overheden werden overtuigd - niet in het minst vanwege die financiële aspecten. En zo is het gebleven. De winkelcentra zijn het terrein van de middenstand (alleen wanneer er in het winkelcentrum ook sprake is van woningbouw of publieke voorzieningen, komt de gemeente eraan te pas). Tezamen met de vastgoedbelangen van bouwondernemers (projectontwikkelaars) en institutionele beleggers staat dat garant voor continue verandering, niet zelden in tegenspraak met de stedelijke continuïteit die stedenbouwkundigen vanuit hun discipline nastreven.
Hierboven ziet u een impressie (2013) van nieuwbouw voor een deel van het Osdorpplein en de zuidelijke hoek Tussenmeer-Osdorpplein. In opdracht van Lebo Vastgoed ontworpen door architectenbureau Bert Verwey. Het contract voor uitvoering van dit project is op 17 december 2015 getekend.
Goed te beseffen dat we te maken hebben met een momentopname, wanneer we het Osdorpplein nader onder de loep nemen.
De hoofdentrée van het plein ligt in het verlengde van Tussenmeer. Op de foto staan we met de rug naar Tussenmeer en kijken we naar het oosten, richting Sloterplas (zoals gezegd, geen uitzicht op het water). Een paar zaken vallen op. Eerst het winkelrijtje met schuine luifel rechts. Die luifel zit wel heel hoog en staat ook erg schuin. Dat zal tegen de regen weinig bescherming bieden.
De winkels in het rijtje hebben gestapelde etalages. Een raam op de begane grond, net zo een raam op de eerste etage. En het is geen extra verdieping, want je kan zien dat de schuine luifel doorloopt als dak - niet zo veel ruimte daarboven. Een vreemd ensemble, dat ons niet een heel gezellig gevoel geeft. Alsof het gemaakt is voor reuzen. De luifel links is een stuk functioneler qua regenbescherming. Prettig wanneer je geld aan het opnemen bent. Tja, wat ooit een bankfiliaal was is nu een dichte wand met twee geldautomaten en geldstortingskluis voor zakelijke klanten. Dan het plaveisel. Door het hele winkelcentrum, dus ook op Tussenmeer, bestaat het trottoir uit diagonaal gelegde tegels met donkere ruiten. Tussen elke ruit een diagonale donkere streep. We zien hier dat dit patroon niet over de hele breedte van de loopstraat is gelegd. Waarom eigenlijk niet? Het lijkt nu alsof het linkergedeelte pas later 'tevoorschijn' is gekomen, nadat het patroon rechts al was gelegd. Lijkt, want dat is niet het geval. Onduidelijk. Eén winkelier is het ook niet ontgaan. Die heeft een loper gelegd tussen het patroonplaveisel en zijn of haar winkeldeur. Tenslotte staan er twee bankjes ter weerszijden van de lantaarnpaal. Met uitzicht op de winkels rechts. Een beetje verloren staan ze daar. Misschien een tussenstop voor de wat minder ter been zijnde winkelaars.
Aangekomen op het 'hoofdplein' draaien we ons nog even om richting Tussenmeer. De bestrating wordt wat evenwichtiger. De loper van diagonale ruiten wordt aan beide zijden begrensd door klinkerstroken grenzend aan de gevels. En een klinkerstraat in de dwarse looprichting. Maar met het meten is het dichtstbijzijnde blokje met de TUI als maatstaf genomen. Het blok erachter, waar de bankjes staan, valt terug, waardoor daar de klinkerstrook onevenredig breed werd, zoals we op de vorige foto zagen.
De keuze die gemaakt wordt voor de bedekking van de begane grond - het wegdek, heeft in de stedenbouw de bizarre naam 'materialisatie' gekregen. Bij materialisatie denken wij zelf vooral aan Startrek, waarin de teletransportatie met dematerialisatie en materialisatie een grote rol speelt in het transport van mensen en middelen tussen ruimteschip en planeet. Hier niet dus. Bij materialisatie gaat het om de keuzes voor uitvoering van het plaveisel. Er wordt in stedelijke plannen enorm veel aandacht aan besteed en politieke discussies erover zijn niet van de lucht. In onze ervaring doet de materialisatie van de plint weinig toe of af aan de gezelligheidsbeleving. De TUI is een reiswinkel van Europa's grootste touroperator. Fysieke reiswinkels (brick and mortar stores) zijn op hun retour, net als bankfilialen. Vakantiereizen uitzoeken en boeken gaat op het internet een stuk relaxter en simpeler, zo houden de retaildeskundigen ons voor. De afname van het aantal reiswinkels in Amsterdam lijkt die opvatting te bevestigen. Maar deze is er nog. De rondtrippelende duif is overigens niet meegevlogen vanaf het dak van de Oude Kerk.
En daar hebben we het pièce de résistance van het hoofdplein: de fonteinen met de lammetjes. (Bronzen beeldengroep De Schaapjes van Gerrit Bolhuis, 1965-1966). 's Zomers hét succesnummer bij moeders met jonge kinderen. De lammetjes worden beklommen, in het vijvertje wordt gebadderd terwijl moeder op de bank verpoost na de winkeling.
Wie weleens wat commentaren bij de foto's op de facebookpagina's van Oud Osdorp heeft gelezen, weet welke dierbare herinneringen de kinderen bewaren aan het pierebadje en de lammetjes. Een dergelijke voorziening, een speel- en zitgelegenheid in het veilige voetgangersgebied, zorgt direct voor een verhoogde verblijfskwaliteit, zoals dat in plintkringen wordt genoemd. Wie wordt er niet opgewekt van vrolijk lachende spelende kinderen en moeders (en vaders) die genoeglijk met elkaar kouten over kinderzaken? Levendigheid is het sleutelwoord. Warme zomerdagen vormen wel een randvoorwaarde.
Langs de Douglas richting Sloterplas. Een typisch 'anoniem' beeld van een winkelgalerij: niet te onderscheiden van honderden andere die we in Nederland tegenkomen.
Is daar wat mis mee? Nee, eigenlijk niet. Er zijn de winkels die voorzien in de less-fast-moving consumer goods, er is beschutting. De bewoners van de wijk vinden wat er van hun gading is. Is het gezellig? De mevrouw op de voorgrond trekt een gezicht van niet. Maar dat ligt waarschijnlijk meer aan de fotograaf dan aan de mevrouw. Wij vinden het vooral nietszeggend, het zal u niet verbazen. Ja, het is functioneel, het voldoet beslist aan een behoefte als je een bewoner bent van het omliggende gebied, maar verder heeft het geen uitstraling. Het is niet een passage waar je graag komt om er te zijn - te verblijven. Zo is onze indruk. Niet onlogisch, een passage, dat is een plek waarlangs je passeert. Een verbindingsroute, waarlangs winkels liggen waarvan je - als bewoner - weet dat ze er zijn en waar je eens in de zoveel tijd binnenstapt om er iets te kopen. Verder is het niet een plek om op zaterdagochtend eens fijn langs de etalages te lopen om weg te dromen bij al het moois dat er te koop is. En dat is wellicht een nostalgische gedachte, die door de middenstand nog gekoesterd wordt: het winkelcentrum als plek waar de consument graag komt om zich te vergapen aan al die begeerlijke waren.
Bijna aan het eind iets opmerkelijks: een bedelares. Zó hadden de naoorlogse stedenbouwers het niet gedacht. Allerlei beschouwingen over de (on)maakbaarheid van de samenleving, de rol van stedenbouw en architectuur daarin, en de veranderende ideeën daarover in de loop der twintigste eeuw kunnen hier de revue passeren. Gaan we niet doen. "Laat die mevrouw naar binnen lopen bij de Tempo-Team, in plaats van haar hand op te houden", zouden de woorden kunnen zijn van een minister-president in het tweede decennium van de 21e eeuw. Ook die laten we voor wat ze zijn.
Wij constateren slechts dat bedelaars in Amsterdam een bijzonder uitzonderlijk verschijnsel zijn.
De 'achterkant' van het plein heeft ook een beeldhouwwerk. In een rond kunstgrasperkje; mogelijk als echo van het ronde vijvertje op het hoofdplein. Dit beeld is geen speelbeeld, zo te zien, al zal er vast wel eens geklommen worden op de grote kei. Wij denken dat het de stad (Osdorp, de steen) verbeeldt, gelegen aan het water van de Sloterplas (de glazen golf). Mogelijk met een meer algemene verwijzing naar hoe ons laaggelegen landje altoos strijd voert tegen de wispelturige zee - de golf torent vervaarlijk uit boven het land. De kunstenaar zelf heeft er geen woorden voor (Senza Parole, glas, steen en kunstgras, Bert van Loo, 1998).
Kunst in de openbare ruimte - een onderwerp waar de discussie niet over verstomt. Een bijdrage aan de beleving van de gebouwde omgeving? Of niet meer dan een verplicht nummer, een nagedachte? Wat kan de rol zijn van ontwerpers en kunstenaars in het vormgeven van de stad? Tussen 'gebruikers' (omwonenden, passanten) en 'makers' (stedenbouwkundigen, architecten, ontwerpers, kunstenaars) zijn er grote verschillen in perceptie. Bij de gebruikers overheerst gelatenheid in combinatie met meer of minder appreciatie, afhankelijk van de smaak. Bij de makers overheerst bevlogenheid in combinatie met meer of minder theoretische munitie, afhankelijk van de positie in en belang bij de keuzes voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering. De serie die stadszender AT5 een aantal jaren geleden maakte over beelden in de stad liet dit heel mooi zien, met de aantekening dat aan makerszijde vooral de uitvoerend kunstenaars aan bod kwamen. Als gebruikers vinden wij dit beeld er nogal plompverloren en nietszeggend staan in deze ruimte. Typisch een smaakkwestie. Het plaveisel heeft hier een ander motief en het bankfiliaal van ING houdt stand. Er is winkelruimte te huur.
De arcade geeft hier een wat dubbel gevoel. Geschikt als beschutting, maar een wat vreemde wand. De winkel moet natuurlijk nog gevuld worden. Dan krijgen we een muur en op het eind het ING kantoor. De wand heeft een bolle bocht, waardoor je een beetje het gevoel krijgt buiten de pilaren gedrukt te worden. De meneer met het gele tasje, die we in de rode ruit gespiegeld zien, kiest er dan ook voor om aan de andere kant te blijven lopen.
De hoek om, weer terug naar het plein. Hier gaat het helemaal mis. Dit ziet er beslist niet uitnodigend uit. Aan de rechterkant de brievenbussen en ingangen voor de woningen van het flatgebouw. Van een arcade kunnen we hier niet meer spreken, daarvoor zijn de pilaren te fors en de ruimte te smal.
Maar de grootste boosdoener ligt aan de linkerzijde. Het is de openbare bibliotheek, onderdeel van cultureel centrum de Meervaart. Hoewel de ingang van de bibliotheek om de hoek links ligt, aan wat wij het 'zijplein' noemen, lijkt de Meervaart zo gebouwd dat het zwaartepunt qua openbaarheid en toegankelijkheid aan Meer en Vaart ligt, dus afgekeerd van het Osdorpplein. Eigenlijk is het nog erger: wie om de Meervaart heen loopt krijgt de indruk van een zichzelf gekeerd gebouw, ondanks een redelijke hoeveelheid vensterglas. Geen gezellige plint. Aan het eind zien we een bestelauto en een vrachtwagen. De achteringang van de Shoperade, een overdekt winkelgebied, wordt kennelijk ook gebruikt voor laden en lossen, terwijl het hier toch voetgangersgebied betreft. Een rommeltje.
Het 'zijplein' ziet er in onze ogen uit als een verloren zaak. Aan de linkerkant de Meervaart en rechts een winkelarcade. Weinig voorbijgangers. De winkels leiden zo te zien een zieltogend bestaan.
Een kanttekening bij dit alles: er liggen plannen klaar om het Meervaart complex fors uit te breiden. Er wordt een en ander gesloopt en een heleboel bijgebouwd (waaronder een hotel in hoogbouw), wat de helft van het plein hierboven zal opslokken, waardoor er meer sprake zal zijn van een brede loopstraat (met winkels aan beide zijden) dan van een plein. Hoe leuk de bewoners van de flats boven de arcade dit zullen vinden is een ander verhaal. En wat er uiteindelijk van die plannen terecht zal komen is al eveneens een ander verhaal.
Rechtsaf, van zijplein richting hoofdplein. Dit stukje, met heel brede overkapping, is van oudsher een zorgenkindje geweest. Op een oude foto van deze doorgang zagen we al dat het hier niet echt pluis was.
Blijkbaar is er dan sprake van een bouwkundige vergissing. Komt het omdat de overkapping teveel daglicht wegneemt, waardoor men zich niet meer beschut maar eerder unheimisch gaat voelen? We weten het niet echt - het daglicht en de open lucht zijn immers pal bij. Het aantal gesloten rolluiken geeft wel aan dat dit een dode hoek is in het winkelcentrum.
Geen twintig meter verderop ziet het er alweer een stuk gezonder uit. Vonden we de passage aan de andere kant richting hoofdplein naar Sloterplas nog nietszeggend, nu we van het verloren zijplein via de dode hoek hier terecht komen (nogmaals, kwestie van meters) ervaren we dit stukje haast als... gezellig.
Zo kan het dus verkeren.
Op deze hoek van het hoofdplein vinden we de andere grote publiekstrekker van het Osdorpplein. Café-restaurant De Serre. Al decennialang is op deze hoek een horecagelegenheid gevestigd, onder verschillende namen, onder verschillende architectuur.
Voor bedenkers van winkelcentra (meestal de vastgoedmoguls en de grootgruttende middenstand) zijn horecagelegenheden een essentieel onderdeel ter borging van de verblijfskwaliteit. Zijn de moeders met jonge kinderen heel tevreden met het pierebadje (dat op deze foto achter de vrachtauto ligt), voor de overige bezoekersgroepen voorziet het hapje en drankje ter omlijsting van boodschappen en winkelen beslist in een behoefte. Deze plek is dan ook onverminderd populair. In plintkringen speelt horeca ook een belangrijke rol in de spreiding van het publiek over meer uren van de dag. Een gezellige straat is het liefst ook gezellig na winkelsluitingstijd. Restaurants en café's trekken ook na zessen publiek. Bioscopen en theaters horen daar al evenzeer bij. Dat supermarkten hedentendage tot 20:00 of 22:00 geopend zijn, laat dit argument onverlet: die zijn er voor de (liefst snelle) boodschappen, niet voor het verblijf. Dit alles is niet gelukt op het Osdorpplein. Nog steeds wordt in beleidsnotities cultureel centrum De Meervaart benoemd als publiekstrekker naar het Osdorpplein, maar we noteerden al het in zichzelf gekeerde karakter van dit centrum. 's Avonds is het plein uitgestorven. Dat heeft, naar ons (weinig origineel, door velen gememoreerd) inzicht, toch vooral te maken met heel vroege stedenbouwkundige keuzes: de westelijke tuinsteden zijn ontworpen als woonwijken, niet als leefwijken. Voor vertier ga je naar de binnenstad - zo werd het ook expliciet gesteld. Het woord 'slaapsteden' voor de naoorlogse buitenwijken werd in de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw niet voor niets veel gebruikt. Naast de Serre zijn er overigens nog een aantal eet- en drinkgelegenheden aan het plein en aan de buitenrand. Inclusief een McDonalds die ook elke avond tot 22:00 open is. Maar helpen doet het niet echt.
Een kijkje in de Shoperade. Een bazaar-achtige ruimte met halfopen winkeltjes. Minder kapitaalkrachtige detailhandelaren kunnen hier een zaak openen. De Shoperade wordt ten tijde van ons bezoek (eind november 2015) verbouwd. Er komen oa. een foodcourt en een grote 'gewone' winkel bij.
Geen onderdeel van de plint, want binnen. Wel een onderdeel van het winkelcentrum.
Deze bakker heeft er beslist een gezellig hoekje van gemaakt. Hij verkoopt brood en gebak, maar serveert ook thee, koffie en bijbehorende gebakken lekkernijen op een terrasje buiten. Vroeger zouden we dit als lunchroom betitelen.
Ook een beeld dat de enorme olifant in de kamer van dit verhaal pontificaal toont: meer dan de helft van de bevolking van Nieuw-West (waar Osdorp toe behoort) bestaat uit allochtonen. Allochtonen - Nederlanders met een foute naam of verkeerde huidskleur. Het CBS heeft liever dat we van 'inwoners met een migratie-achtergrond' spreken. Wij denken dat de term weinig uitmaakt. De massieve muur van discriminatie waar zij in onze maatschappij tegenaan lopen, noopt tot alternatieve strategieën om tot een enigszins comfortabel bestaan te geraken. Het exploiteren van een winkel of horecagelegenheid is daar één van. En dat is van invloed op onze verkenningen van de plint, op zoek naar wat een gezellige straat behelst. De allochtone middenstanders hebben natuurlijk invloed op hoe we de straat beleven.
De bezoekers van bakkerij Türkiyem kijken voorlopig uit op rotzooi. Het stadsdeelkantoor is gesloopt, het puin wacht op afvoer. Op deze plek zal nóg een forse uitbreiding van het winkelcentrum verrijzen. Het Osdorpplein gaat 'Centrum Nieuw-West' heten, zoals op de banieren is te lezen.
Ook al zijn we zelf bijzonder blij met de afbraak van de stadsdelen, de kapitaalsvernietiging die gepaard gaat met het afbreken van dure gebouwen die er misschien hooguit twintig jaar hebben gestaan, doet onze wenkbrauwen wel fronsen. Het zowel duur (bouwen) als slordig (snel slopen) omgaan met het eigen vastgoed is een aspect dat ons van elke overheid, landelijk, provinciaal of gemeentelijk, telkens opnieuw verbaast. Het ongebreideld uitbreiden van het winkelcentrum doet onze wenkbrauwen nog veel meer optrekken. Het huidige winkelgebied Osdorpplein-Tussenmeer is aangewezen als zogenaamde 'free-zone': een zone waar een aantal vergunningsregels voor middenstanders worden versoepeld. Waarom? Omdat de leegstand minimaal vijf procent bedraagt. Met het flexibeler maken van de regels waaraan ondernemingen moeten voldoen hoopt de lokale overheid een bijdrage te leveren aan een hogere bezettingsgraad van het winkelbestand. Zonder dat er kosten mee gemoeid zijn. Als de leegstand in dit gebied zodanig is dat bestuurders menen te moeten ingrijpen, waar ligt dan de rationale om nog eens tienduizenden vierkante meters winkelruimte bij te bouwen? Een retorische vraag, u las het antwoord al in het begin van dit hoofdstuk: de belangen en financiële overredingskracht van de projectontwikkelaars, gesteund door de belangenorganisaties van de kapitaalkrachtige middenstand. Vergeet ook niet dat in de afgelopen jaren vanuit de politiek - wetgeving en daarmee samenhangende subsidiestromen - de invulling voor alle bouw steeds meer is gelegd bij private partijen. Het lokale bestuur wijst nog wel de terreinen aan waarop gebouwd mag worden, maar heeft steeds minder invloed op wát er gebouwd gaat worden. De tijd van het AUP is lang voorbij. Stedenbouwkunde is gereduceerd tot wijkenbouwkunde - als het al zover komt.
Naast de 'hoofdingang' van het Osdorpplein staat deze fruitkraam. Rond een boom, de blinde muur afschermend. Zo slecht nog niet, vinden we. We wenden de blik links en steken over naar Tussenmeer.
In 2000 werd de zuidplint van Tussenmeer overluifeld. Over de volle breedte van de stoep en lichtdoorlatend. Een markante en functionele toevoeging aan het straatbeeld. Het terrasje van de lunchroom (het bestaat dus nog wel) mag precies tot aan de pilaren komen, die op helft van de stoep staan. Daar is over nagedacht.
Schoenenwinkel Leemans naast de lunchroom heeft het niet geholpen. Het ziet ernaar uit dat die de deuren gaat sluiten. Maar hier bedriegt de schijn? Volgens de facebookpagina van Leemans zal de winkel slechts heringericht worden.
Even verderop is het Vleespaleis wel degelijk gesloten. Op last van de gemeente, zo vertelt een bericht op de etalage. Er zouden wapens en marihuana gevonden zijn. Een vreemde combinatie met kip, wild, vlees en belegde broodjes. De eigenaar geeft als verklaring: de wapens zijn ter verdediging tegen overvallen, de soft drugs voor eigen medicinaal gebruik. De toekomst zal leren hoe het afloopt (laat het ons weten via een commentaar). Een treurig aanzicht is het wel.
Aan de overkant, de noordzijde, is (nog) geen doorlopende luifel. Het ziet er hier wat 'ouderwetser' uit.
Turks restaurant Sahan is nog dicht op dit fotomoment. Wel weer een blijk van allochtone ondernemingslust. De keuken is open tot 22:30. Je zou zeggen; men doet er alles aan om de loop erin te houden.
Restaurant Sahan is een losstaand laagbouwtje tussen twee haaks op elkaar staande blokken (resp. Hoekenes en Tussenmeer). Een bouwwijze die nog rechtstreeks uit de invulling van het AUP afkomstig is. Vanaf Tussenmeer is er een doorgang naar het achterliggende woongebied. Dat is bijzonder handig voor de bewoners, maar deze gang is wel heel saai. In plintkringen pleit men voor 'uitnodigende' gangen richting gezellige straat. Best wel, maar laten we realistisch blijven: dit gangetje is hooguit 12 meter diep. Hoe gezellig wil je het hebben? Een andere overweging gaat over veiligheid. We willen geen onoverzichtelijke hoeken en gaten waar allerlei onuitsprekelijks kan gebeuren zonder dat iemand er erg in heeft. Er staat hier een strategische lantaarnpaal. We vermoeden dat er rechts om de hoek naarder dingen kunnen gebeuren dan in deze doorgang. Hoe het ook zij: de gezelligheidsprijs verdient deze gang niet.
Zoals elke ondernemer dient de allochtone ondernemer te bepalen op welke markt, welke doelgroep, hij zich zal richten. De eigen 'groep', die hij vanuit de eigen culturele achtergrond goed kent? De Hollanders, die hij kan laten kennismaken met iets nieuws? Of een mix - wat de één op prijs stelt, zal de ander niet versmaden?
De winkelier hierboven heeft duidelijk gekozen voor de eigen groep. Maar we hebben al vaker meegemaakt dat 'exotische' kledingstukken of -accessoires plotseling bijzonder populair worden onder hippe autochtonen. Met het voornaamste verschil dat ze in eerdere decennia werden aangeboden door autochtone groepsgenoten. Tot onze spijt zien we dat ook het menslievender deel van de autochtone bevolking zich vaak ver houdt van 'de anderen'. Wat we uit onze rondgang Osdorpplein in ieder geval kunnen concluderen is dat allochtone middenstanders er mede voor zorgen dat het winkelbestand bezet blijft. Wat we ook concluderen is dat het woord gezellig wat ons betreft niet heel erg van toepassing is op deze locatie. Ja, je kunt er winkelen, ja, je kunt er je boodschappen doen, ja, je vindt er in principe alles wat je nodig hebt. Geen reden om daarvoor de buurt uit te gaan. Maar om nu te zeggen: naar het Osdorpplein ga je voor de gezelligheid? Neen. Het gebrek aan spannende winkels met een bijzonder aanbod speelt een rol in het gevoel van saaiheid dat bij ons overheerst. De hierboven afgebeelde etalage vonden we nog het meest verrassend. De weinig aansprekende architectuur is vast ook mede debet aan het ontbreken van een gezellig gevoel. Er zijn geen architecturale ankerpunten te zien, geen verrassende oplossingen, en al zeker geen ornamenten. Dat zou ook allemaal vloeken in de functionalistische kerk zijn, en bovendien financieel onhaalbaar. De stedenbouwkundige waarde van de naoorlogse tuinsteden ligt niet zozeer in de architectonische kwaliteit van de individuele blokken, alswel in de ruimtelijke opzet. Daarbinnen is de architectuur van de oorspronkelijke bebouwing wel weer behoorlijk beeldbepalend en vanuit architectuurhistorisch oogpunt daarom de moeite waard om bewaard te blijven. Maar dat is een discussie die ons onderwerp ver overstijgt.
0 Reacties
|
Hoofdstukken
Alles
Hoofdstukken1 Achtergrond 1
2 Achtergrond 2 3 Osdorpplein 4 Jan Evertsenstraat 5 Rijnstraat 6 Oostpoort 7 Kinkerstraat 8 Czaar Peterstraat 9 Beethovenstraat 10 Burg. de Vlugtlaan 11 Krom Boomssloot 12 Javastraat 13 Van der Pekstraat De auteursMario de Jonker |